20ste Eeuw

Vergeten Harlingers uit de 20ste eeuw

De schatkamers van het Harlinger stadsarchief en Gemeentemuseum het Hannemahuis bevatten nog veel meer spannende, ontroerende en eigenaardige verhalen van Harlingers uit lang vervlogen tijden. Op deze pagina worden geregeld nieuwe verhalen toegevoegd, die zijn opgediept uit het Gemeentearchief Harlingen, maar soms ook op onverwachte plekken in andere steden en provincies.

This information may change as the result of ongoing research. Door voortdurend onderzoek kan onderstaande informatie aangepast worden.

Burgemeesterswoning en zeepfabriek, Noordijs 19 tussen 1643 en 1950

Simon Vestdijk junior en senior bij de Vrijwillige Landstorm in Harlingen 1914-1918

Oorlogsdagboek brengt grootvader dichtbij 

Harlinger herinneringen van Tjalko van Rees Vellinga als bron voor roman ‘Anna Casparii’ van Theun de Vries

Contacten tussen Harlingen en Klaipèda (Memel) vanaf omstreeks 1650

Koninklijke wagen en steigerende paarden in Lahringen, historische achtergronden van Simon Vestdijks roman ‘Meneer Visser’s hellevaart’

Het meisje op de rolschaatsen: herinneringen aan 1940-1945 in Harlingen van Aafke Duba-van der Wal

Een recept voor bonengehakt uit het Handboek Keukens, 1940-1945 (Archief Centrale Keukens, Harlingen)

De eerste filmvoorstellingen in Harlingen

Simon Vestdijks meneer Visser, politiecommissaris Eveking en het seksschandaal in de Bargebuurt

Curieuze bijnamen van Harlingers in handschrift Simon Vestdijk

Stenen Man wordt door bliksem getroffen (1978)

Grietje Spaanderman-Wielinga en haar nooit verschenen roman over spookverhalen in Harlingen (1962)

Winnaar in de dop eerste Elfstedentocht vraagt in Harlingen om melk (1909)

Maria Anna Sybilla van der Hoek (1880-1969), de eerste vrouwelijke beroepsfotograaf in Harlingen

Honderd jaar pootje baden aan de Westerzeedijk

De Roode Ploeg (Hoogstraat 25), van herberg met stalling tot natuurvoedingswinkel

De bewogen geschiedenis van ‘het Hof van Friesland’ (nu Scapino) aan Voorstraat 36

Harlinger stadstimmerman Atze Sijtsma (1895-1988) bouwt violen in het Hannemahuis

De laatste mode in Gemeentemuseum het Hannemahuis, Harlingen 


De eerste filmvoorstellingen in Harlingen

Jeanine Otten

De eerste filmbeelden (levende beelden en de kinomatografie) werden voor het eerst in Nederland vertoond op 12 maart 1896 in Amsterdam. Vanaf 1901 werden er in Harlingen filmvertoningen georganiseerd, eerst mondjesmaat door reizende bioscopen, maar na de inrichting van een vaste bioscoop in 1912 geregeld.

In 1901 maakte Harlingen kennis met de film. Op 20 maart 1901 hield de heer L. Muller in de Schouwburg op de Rozengracht een causerie over de reis met de “Amsterdam” naar en door Nederlands-Indië, hij verduidelijkte deze met lichtbeelden en “kynomatographische voorstellingen”. Op 1 en 2 december 1903 waren er twee feestavonden in De Harmonie op de Lanen van de Eerste Nederlandsche Kinomatograaf-Sciopticon en Phonograaf Combinatie met uitvoering van levende beelden en volksspreker de heer Fred. Keyzer van Amsterdam. Op 3 maart 1904 was er in De Harmonie in Harlingen een feestavond, aangeboden door de Eerste Nederlandsche Hydro-Electro Bioscope-Zonophone en Voordrachten Comp., met levende beelden. Op 3 en 4 april 1905 vertoonde de heer Fred. Keijzer uit Amsterdam op twee feestavonden een geheel nieuwe serie “Levende Beelden” in het Lokaal Noorderhaven, met een extra vertoning voor kinderen. Op 7 en 8 december 1905 was er bezoek van de Leger des Heils Bioscoop Brigade, onder leiding van stafkapitein Schuurman. Van 1 maart tot en met 4 maart 1906 vertoonde in de Schouwburg te Harlingen Lohoffs Grande Kinomatograaf zijn Theater van levende Photographieën. Op donderdag 11 februari 1909 werd in concert- en toneelgebouw De Harmonie in Harlingen een grote bioscoopvoorstelling gegeven door het Leger des Heils.

Maar op de Harlinger kermis (altijd in juli) werden er ook wel films vertoond. Carl Welte (1873-1922) uit Zuidlaren kwam met zijn reizende bioscoop (paard en kermiswagen) ook in Harlingen. Na zijn dood in 1922 zette zijn weduwe de reizende bioscoop door, na haar dood overgenomen door Carl Welte jr, deze gaf tot aan de Tweede Wereldoorlog vele voorstellingen in het noorden van het land.

Carl Welte’s Kinomatograph, Theater van levende Fotografiën, gaf in juli 1910 op de kermis in Harlingen “grote Galavoorstellingen”, met een geheel nieuw sensatieprogramma. Nieuw was de projectie op het zilveren doek, levende fotografieën, natuurlijk gekleurd. Hij bracht de nieuwste opnamen uit binnen- en buitenland, zoals: “De laatste uitbarsting der Etna, De Begrafenisplechtigheid van Koning Edward VII van Engeland, Julianafeesten te Amsterdam. Iedere twee dagen een nieuw programma. Prijzen der plaatsen: 1e rang 50 cent, 2e rang 30 cent, 3e rang 20 cent.”

In juli 1911 arriveerde Carl Welte’s Grand Kinomatograph op de kermis met een interessant programma. Er werd een reeks afwisselende voorstellingen gegeven. Uit het uitgebreid en prachtvol programma werd onder andere vermeld: “De Blanke Slavin (Ontvoerde Edith, of afschuwelijke Meisjeshandel). Deze kunstfilm is 1000 Meter lang, duurt 1 uur en 20 minuten en bestaat uit 52000 momentopnamen. Grootste en langste film tot dusver gefabriceerd. Alleen de titel zegt genoeg. De Val van Troje, Geschiedkundig verhaal. Duur dezer opname 50 Minuten. Het Leven in een Wereldstad. Lengte 950 Meter. Sensationeel Familiedrama. Vertooning dezer film een uur.”

Advertentie Carl Welte's Kinomatograph kermis Harlingen HC 5-7-1911

Advertentie van Carl Welte’s Kinematograph, Theater van levende fotografieeën, in de Nieuwe Harlinger Courant 5 juli 1911. Elke twee dagen werd een nieuw programma gepresenteerd.

De redacteur van de Nieuwe Harlinger Courant, Sipke Willem Houtsma, vermeldt 7 juli 1911 dat hij de verleiding niet kon weerstaan om even de fraaie tent binnen te wippen, waarin Welte zijn fraaie levende fotografieën vertoonde: “De tent ziet er van binnen hoogst smaakvol uit. De voorstellingen munten zeer bijzonder uit, geboeid als men wordt door de werkelijk uitstekende films. We zagen de “Blanke Slavin”, een spannend verhaal, bestaande uit boeiende tafereelen van groote verscheidenheid. Doch ook de meer komische film, “Piefke als koorddanser” voldeed niet minder. Om zich te oefenen grijpt “Piefke” alle gelegenheden aan. Hij balanceert op brugleuningen, telefoondraden, gespannen lijnen, pijpen van de waterleiding, enz. met altijd weer hetzelfde succes, nl dat hij er aftuimelt en terecht komt op argelooze aanwezigen. Inderdaad een pracht-programma.”

In juli 1912 vertoonde Carl Welte op de kermis in Harlingen “de nieuwste opnamen van den tegenwoordigen tijd”. Als hoofdnummers: “De wreker zijner eer. Drama in 3 afdeelingen, 900 meter. Liefde eener adellijke Jonkvrouw. Drama in 3 bedrijven, 1200 meter. Een drama in een circus. Eén voorspel, 2 bedrijven 1000 meter. Dokter Car el Hama. Hoogst spannende dramatische opname. Lengte dezer opname 900 meter, duurt circa 1 uur. Prijzen der plaatsen: 1e rang 50 cent, 2e rang 30 cent, 3e rang 20 cent. Kinderen: 1e rang 25 cent, 2e rang 15 cent, 3e rang 10 cent.”

Carl Welte's reizende bioscoop in Harlingen 1921-1922

De reizende bioscoop van Carl Welte in Harlingen op de Willemskade, vermoedelijk juli 1910, 1911 of 1912. Daarachter de zeskantige houten vuurtoren (gebouwd 1904, vervangen door een stenen vuurtoren in 1921), collectie Hannemahuis Harlingen, invnr WH-D26 / 3_0111.

In 1912 werden in De Harmonie en in de Schouwburg vaste bioscopen ingericht. Het spande er om wie de primeur zou hebben als eerste te gaan draaien. Het bleek de Harmonie-Bioscoop met Welte’s Modern Bioscoop-Theater. De pachter van De Harmonie, koopman Dirk van Drooge (1878-1938), zette alles op alles om met nieuwe apparatuur de eerste filmvoorstelling te geven. Op 8 november 1912 berichtte de Nieuwe Harlinger Courant: “Het voornemen van den heer C. Welte om in de “Harmonie” een Bioscoop te vestigen is verwezenlijkt. De motor, dynamo en projectie-apparaat zijn aangekomen en met alle kracht wordt aan de installatie gewerkt. Zondagavond wordt de eerste voorstelling gegeven, waarbij o.m. zal worden vertoond het drama “De ondergang van de Titanic”,  welke film te Hoogezand 6 avonden achtereen de zaal uitverkocht deed zijn. De Harmonie-Bioscoop wordt met de nieuwste uitvindingen op kinematografisch gebied toegerust. Een groote partij van de nieuwste films is bereids aanwezig.” De sensatiefilm “De ramp der Titanic” duurde 35 minuten. In drie uitgebreide bedrijven zag men de ramp met de Titanic en hoe het enorme zeekasteel door de ijsberg werd vernietigd (14 april 1912). De film* draaide van zondag 10 november tot en met vrijdag 15 november 1912. Op politievoorschrift stonden er emmers water naast de afspeelapparatuur en in de zaal waren steeds enkele brandweermannen met grote helmen aanwezig. Ook dat was voorschrift, want de film werd toen nog als iets heel gevaarlijks beschouwd. De bioscoopzaal werd nog met gaslicht verlicht en het bioscooppersoneel moet geregeld met grote trappen in de zaal komen om de lichten aan te steken of te doven. In De Harmonie werden tot 1936 filmvoorstellingen gegeven.

 Advertentie Welte's Bioscoop met Ramp der Titanic in Harmonie 10-15 nov 1912

Advertentie Welte’s Modern Bioscoop-Theater in de Harmonie in Harlingen. Voorstellingen werden gegegeven tussen 10 en 15 november 1912. Advertentie in de Nieuwe Harlinger Courant, 15 november 1912.

Filmaffiche In Nacht und Eis, 1912. Filmaffiche ‘In Nacht und Eis’, 1912.

De voorloper van de Schouwburg-Bioscoop aan de Zuidoostersingel was een bioscoop, opgericht door de heren Sinnema, Vestdijk en Van Hulst. Deze was gevestigd in het Schouwburggebouw op de Rozengracht, tussen de Rozenstraat en de Kerkpoortstraat. Het gebouw van de Schouwburg heeft hier gestaan tussen 1875 en 1909. Wanneer deze bioscoop van Sinnema, Vestdijk en Van Hulst precies is opgericht is (nog) niet bekend. De Nieuwe Harlinger Courant bericht dat op dinsdagavond 3 maart 1909 omstreeks half tien brand in de Schouwburg ontstond tijdens een repetitie door de toneelvereniging “Oefening Kweekt Kunst”, onder leiding van Simon Vestdijk sr. (in de huisnummering van 1905 staat de Schouwburgvereniging genoteerd op Rozengracht 21; dat is nu ter hoogte van Rozengracht 29).

Rozengracht met Wasbleekbrug en Schouwburg, voor 1909. Pentekening door onbekende kunstenaar. Coll Hannemahuis, invnr 130.

Rozengracht noordzijde met Wasbleekbrug (in het verlengde van de Rozenstraat (links), toegang gevend tot de Wasbleek rechts van de brug) en Schouwburg, vóór 1909. Pentekening door onbekende kunstenaar. Coll. Hannemahuis, invnr 310. De Schouwburg brandde op 3 maart 1909 totaal af, de Wasbleekbrug werd in januari 1929 afgebroken.

Het Schouwburggebouw aan de Rozengracht is waarschijnlijk gebouwd in 1875: op 18 juni 1875 maakt de Leeuwarder Courant melding van een concert “in de nieuwe Stads Schouwburg” te Harlingen. Echter na tien jaar al wordt het gebouw van de Stads Schouwburg te Harlingen op 16 maart 1885 publiekelijk geveild: 1. het gebouw De Stads-Schouwburg aan de Rozengracht, kadastraal nummer sectie A no 2361, groot 3 aren, 60 centiaren, bevattende een groot toneel, zeer ruime zaal met balkon, diverse kleedkamers, koffiekamer en verder commoditeiten, kunnende dit gebouw ook zeer geschikt voor houtstek of opslag van andere goederen gebezigd worden, terwijl de koffiekamer als kantoor zou kunnen worden ingericht. 2. Het toneeldecoratief en het ameublement in gemeld gebouw aanwezig, 3. een ijzeren hek, bestemd tot plaatsing vóór de schouwbug (Leeuwarder Courant 20 februari 1885)J.H. van Loon kocht de schouwburg voor verdere exploitatie. Negen maanden later, op 18 december 1885, hield de Schouwburg-Vereeniging een vergadering waarin de statuten werden vastgesteld en het bestuur gekozen: Hermanus van Slooten, D. Harmens, F. Cool, Dirk Fontein Fz., en Marten Schuil. Tot commissarissen werden gekozen jhr Speelman, Wyger Harmens Cz., H. Simons, Leendert Hannema en S. Hoekstra. Op 22 februari 1886 werd de NV Schouwburg-Vereeniging Harlingen opgericht, het Schouwburggebouw aan de Rozengracht bleef bestaan, er werden toneelvoorstellingen gegeven en vanaf 1901 ook sporadisch  “kinomatographische voorstellingen” en “levende photographieën”.

Rozengracht met Schouwburg (rechts) 1900-1908

Gekleurde prentbriefkaart van de Rozengracht, met rechts naast de houten schutting het gebouw van de Schouwburg. In de gevel is nog net de “S” van Schouwburg zichtbaar. De Schouwburg brandde op 3 maart 1909 geheel af.

Bij de uitbraak van de brand op 3 maart 1909 werd net geoefend voor de viering van het vijfjarig bestaan van de toneelvereniging “Oefening Kweekt Kunst”. Hoewel onder leiding van Simon Vestdijk sr getracht werd de vlammen met de aanwezige minimax-apparaten te blussen en men waarschijnlijk hierin geslaagd zou zijn indien er meerdere exemplaren waren geweest, deed het vlamvatten van de rietbedekking onder de pannen de kans keren. De heer Sinnema, administrateur van de Schouwburg, zag dat er niets meer te redden viel, sloot met alle bedaardheid de hoofdkranen der gasleiding af en moest het werk verder aan de brandweer overlaten. Het eerst sloegen de vlammen uit het achterste gedeelte van het dak aan de Hofstraat en binnen enkele ogenblikken stond het geheel in lichterlaaie, dikke rookwolken en een hevige vuurgloed naar boven en zijwaarts stuwende. Slechts enkele minuten waren hiertussen verlopen, zodat, indien er een voorstelling was geweest, de bezoekers zich onmogelijk tijdig hadden kunnen redden. De snelheid waarmee het vuur zich verbreidde zou alle tot dusverrre getroffen veiligheidsmaatregelen verijdeld hebben. Een grote mensenmassa stroomde intussen samen om van het schouwspel van een flinke brand te genieten. De omliggende huizen waren inmiddels in gevaar en werden door de bewoners ontruimd. Tal van vrouwen kregen het te kwaad op het gezicht van de ten hemel laaiende gloed en raakten door het dreigende gevaar geheel overstuur. Intussen was de brandweer gealarmeerd en met bekwame spoed kwamen de spuiten aangerold, door tal van rappe gasten voortbewogen. Onbevreesd voor de op instorten staande gevels en de neervallende brandende stukken hout, werd onder de kalme en bezadigde leiding der brandmeester de slangen uitgelegd en onder het opwekkende gezang der pompers, het doffe stampen der spuiten, het huiveringwekkende geklep der brandklokken werden tal van krachtige waterstralen op de vuurzee gericht. Van drie zijden werd de brand aangetast en tevens de belendende panden natgehouden. Voor en na vielen gedeelten van het dak in en plotseling stortte de top van de voorgevel met een donderende slag naar beneden, de hele straat met stenen en puin bedekkend. Met een te prijzen volharding bleven de pijphouders de hun bijna verzengende vuurgloed en verstikkende rookwolken trotseren, zij wisten van geen wijken en ook aan hen is het te danken dat de naastlegers behouden bleven. Inmiddels raakte het herenhuis van de heer W. de Jong herhaaldelijk in brand, maar steeds werd de vlam weer geblust, waarbij een pijphouder op de lijstgoot had plaats genomen, die ondanks de verschroeiende hitte en de rookmassa van geen heengaan wilde weten. De pakhuizen van de heer F. Anema moesten ook voortdurend worden natgehouden, evenals een partij hout van de firma B. van Loon & Zoon, de stellingen hiervan vatten herhaaldelijk vlam, maar steeds was een krachtige waterstraal gereed om het vuur te doven. Op last van de autoriteiten werd de voorgevel omver gehaald. Tegen half twaalf was het gevaar geweken en was van de schouwburg niets meer over dan een rokende puinhoop. Later werd nog de achtergevel om gehaald en konden politie en brandweer voor het grootste gedeelte inrukken. De volgende morgen bleek pas goed wat voor verwoesting was aangericht. Van de schouwburg was niets meer over, terwijl het huis van De Jong ernstig door vuur en water was beschadigd. De oorzaak van de brand was een defecte rookleiding waardoor het riet onder het dak vlam vatte. Het schouwburggebouw was verzekerd bij de verzekeringsmaatschappij Achlum te Franeker voor 9972 gulden.

Een week later, op 11 maart 1909, vergaderden de aandeelhouders van de Schouwburg te Harlingen over de inrichting van de Harmonie tot schouwburgzaal, of het inrichten van een terrein bij de Grote Kerk of op dat van de Buitensocieteit om daar een nieuwe schouwburg te bouwen. Op 3 april 1909 werd al vergaderd over de bouw van een nieuwe schouwburg. Deze verrees in korte tijd: de nieuwe Schouwburg werd in 1910 gebouwd aan de Zuidoostersingel, naar ontwerp van de architect L. Toorenbeek. Uit bewaard gebleven condities, vastgesteld in de bestuursvergadering van de NV Schouwburg-Vereeniging Harlingen (opgericht 22 februari 1886) op 11 december 1918, blijkt dat de zondagen voor de bioscoop werden gereserveerd en dat de Schouwburgdirectie steeds vier weken van te voren zou berichten dat zij een zondag bezet zou hebben. Voor de huur van de bioscoop werd gerekend, twee voorstellingen op zondag (middag en avond) 22,50 gulden, twee voorstellingen op zondag en één op maandag direct daarop volgend: 37,50 gulden.

In oktober 1912 verschenen in de Nieuwe Harlinger Courant advertenties van de Schouwburg-Bioscoop Harlingen: “De nieuwste en kostbaarste machineriën. Alleen 1e klas Films. Opening: Half November 1912.”

Op 13 november 1912 gaf de Schouwburg de eerste filmvoorstelling, zo bericht de Nieuw Harlinger Courant op 15 november 1912: “De zaal was flink bezet en het publiek zag met spanning het resultaat van deze plaatselijke onderneming tegemoet. Letten we eerstens op het uitstekende technische resultaat, dan kan dit een beslist succes worden genoemd. Motor, apparaat en verlichting werkten uitstekend, waardoor de directie in staat is iets te vertoonen, wat niet behoeft onder te doen voor de grootste inrichtingen op dit gebied. Verschillende films vielen zeer in de smaak van het aanwezige publiek. Gedraaid werden onder andere “Door den Hemel gezonden”, “Colino gaat trouwen”, “De grillen van het fortuin”, “Twee dikke vrienden”, enz. We twijfelen niet, of de volgende voorstellingen zullen een nog klimmend succes hebben.”

Advertentie Schouwburgbioscoop 13 en 14 nov 1912

Aankondiging van de openingsvoorstellingen van de Schouwburgbioscoop in de Nieuwe Harlinger Courant, november 1912.

Advertenties van Schouwburgbios en Welte in Harmonie HC 20-11-1912

Moordende concurrentie tussen de Schouwburg-Bioscoop en de Harmonie-Bioscoop, waarin Carl Welte zijn films vertoonde. De films waren nog stomme films, dwz zonder geluid, maar explicateurs gaven de nodige toelichting en er was levende muziek. Links en rechts advertenties in de Nieuwe Harlinger Courant 20 november 1912.

In die beginjaren vindt men in de Harlinger Courant grote advertenties van de Schouwburg-Bioscoop die filmvoorstellingen aankondigen, waarmee men de concurrent, Welte’s Bioscoop, trachtte te belagen. Geschermd werd met de betere machines, betere verwarming in de zaal, ruimer zitten, geen belemmering van het uitzicht op het doek, enzovoorts. Zelden werden titels van films aangekondigd. Welte’s Bioscoop, die in de Harmonie draaide, gaf daarentegen sprekende annonces, o.a. “De ramp met de Titanic”, “Geslagen eiwit”, “In de sneeuwstorm”, “Haar laatste kogel” (drama), “De diamanten oorbellen” (drama), enzovoorts, alles in één voorstelling.

Twee bioscopen waren echter teveel voor Harlingen. Vooral toen de economische toestand van Harlingen minder werd. In 1927 volgde een fusie: de NV Harlinger Bioscopen. Oprichters waren Jan van Hulst, fabrikant, en de koopmannen Wouter Sinnema, Hendrikus Sinnema, Dirk van Drooge en zijn zoon Jelle van Drooge. Doel van de vennootschap was het exploiteren van één of meer bioscooptheaters, zowel in als buiten Harlingen. Het startkapitaal bedroeg 6000 gulden, verdeeld in twaalf aandelen van 500 gulden. In 1934 werden de Schouwburg-Bioscoop en de Harmonie-Bioscoop gecombineerd en werd het Harlinger Bioscoopbedrijf door exploitant Dirk van Drooge geconcentreerd aan de Zuidoostersingel, in de in 1910 gebouwde Schouwburg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de Harlinger Bioscoop de enige in Friesland die uit principiële redenen direct haar poorten voor de Duitse propagandafilms dichtgooide, ondanks  bedreigingen van de Cultuurkamer. Na de bevrijding in 1945 ging het theater weer open. In 1952 vierde de familie Van Drooge het 40-jarig jubileum van de bioscoop, gecombineerd met 25 jaar Noord-Nederlandse wegenbouw.

Filmaffiche Dwars door donker Afrika Harmoniebioscoop sept 1922 Affiche van de filmhit “Dwars door donker Afrika”, vertoond in de Harmonie-Bioscoop Harlingen op Lanen 2, september 1922. Bij alle voorstellingen van de film was versterkte muziek onder leiding van J. Houbein te horen. Collectie Gemeentearchief Harlingen, Archief Schouwburg 1886-1963.

Na een verbouwing in 1970 van de Schouwburg-Bioscoop tot sociaal-cultureel centrum werd in januari 1971 Trebol geopend (de naam is een samenwerking van Trekweg en Bolwerk, op de kruising waarvan het gebouw staat). Filmvoorstellingen werden afgewisseld met toneelvoorstellingen. In 1998 werd het toen noodlijdende theater overgenomen door de familie Gerstel van de gemeente Harlingen voor het symbolische bedrag van 1 euro. Het werd grondig gerenoveerd en kreeg de naam Studio Trebol. Maar ook de familie Gerstel slaagde er niet in om er een succesvolle exploitatie van te maken. De heren Piet Homminga en Stephan van der Vlist namen Trebol in 2004 van de familie Gerstel over. Naast het organiseren van personeels- en familiefeesten, discoavonden voor jeugd brengt Trebol ook toneelvoorstellingen, houseparty’s en filmavonden. Alleen als volwaardige bioscoop is Trebol echter verleden tijd.

*De film In Nacht und Eis (1912) is in zijn geheel op internet te bekijken (http://www.youtube.com/watch?v=YwrMn_tnoiM). In het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen was van 6 oktober 2012 tot en met 10 februari 2013 de tentoonstelling ‘Nederlanders op de Titanic’ te zien.

Met dank aan Karel Dibbets van www.cinemacontext.nl voor de vermelding van de eerste film in Nederland 1896 en de Harlinger Courant voor het raadplegen van het archief.

Laatste wijziging: 19-12-2013 20:15u


 

Curieuze bijnamen van Harlingers in handschrift Simon Vestdijk

Stille Morgen, de Gevallen Weesvader, Engelsch Hoertje, Suiker op het Ys, de Dakpisser, Akke met de Broek Los, De Rammelbult, Driemaal over de Kop en nog niet Duizelig, Trien zonder Broek, De Langste Dag zijn een paar van de 77 prachtige bijnamen voor Harlingers in ‘Kort begrip van Lahringen’, geschreven door Simon Vestdijk (Harlingen 1898 – Utrecht 1971). Het handschrift bevindt zich in de Vestdijk-collectie in het Letterkundig Museum te Den Haag en bleek apart bewaard in de map met het handschrift van ‘Meneer Visser’s hellevaart’.  Qua inhoud en datering hoort het kennelijk bij de romantekst, maar het is nooit door Vestdijk gepubliceerd.

‘Meneer Visser’s hellevaart’ is de tweede roman die Vestdijk schreef, in 1934, en ook de tweede die uitgegeven werd, in 1936, na ‘Terug tot Ina Damman’. De roman beschrijft één dag uit het leven van de hoofdfiguur meneer Visser, een sadist, en speelt zich af in het stadje Lahringen (Harlingen).

omslag Meneer Visser's hellevaart

Stofomslag ‘Meneer Visser’s hellevaart’, door Simon Vestdijk, uitgave Nijgh & Van Ditmar N.V.

De romanfiguur meneer Visser baseerde Simon Vestdijk op een bestaande persoon, boekdrukker Sipke Willem Houtsma (geb Joure 7 februari 1874), zoon van boekdrukker te Joure Willem Houtsma en Trijntje Johanna Elisabeth van der Bosch (klik hier voor zijn geboorteakte). Deze vestigde zich in augustus 1898 in Harlingen. Op 26 juni 1902 trouwde hij in Amsterdam met Lambertha Alida van Cooten (geb Amsterdam 17 december 1876). Het echtpaar woonde op Brouwerstraat 22 in Harlingen en verhuisde in mei 1918 naar Heiloo. Kennelijk zijn ze later weer naar Amsterdam verhuisd, want op 6 maart 1930 werd Sipke Willem Houtsma ingeschreven in het Bevolkingsregister Heiloo 1921-1939 (Gezins- en dienstbodekaarten), komend vanuit Amsterdam. De naam van zijn echtgenote ontbreekt. De woonadressen zijn A-99 (doorgestreept), I-128 (doorgestreept) en K-19.

‘Kort begrip van Lahringen’ is een curieuze sfeertekening van de Harlingse bevolking aan het begin van de twintigste eeuw. Simon Vestdijk gaf deze tekst de ondertitel ‘Apocrief romanfragment’.

Uitgeverij Mycena Vitilis in Doorn gaf in 2001 het fragment ‘Kort begrip van Lahringen’ uit in een boekje van 15 pagina’s.

‘Kort begrip van Lahringen’ is te bestellen bij Uitgeverij Mycena Vitilis in Doorn (www.svestdijk.nl) en voor 6,95 euro te koop in het Hannemahuis, centrum voor Harlinger cultuur en historie, Voorstraat 56, 8861 BM Harlingen (www.hannemahuis.nl), recht tegenover het geboortehuis van Simon Vestdijk.

In het Hannemahuis is ook de bijzondere Vestdijkkamer, met o.a. alle eerste drukken van de boeken die Simon Vestdijk schreef, foto’s, zijn doopjurk en cappa en het gipsmodel voor het bronzen beeld van Anton Wachter door Suze Berkhout. Bij binnenkomst van de Vestdijkkamer hoor je Simon Vestdijk zijn gedicht ‘Stad aan de Wadden’ voorlezen.

Laatste wijziging: 2012/07/13 9:38u


Winnaar in de dop eerste officiele Elfstedentocht vraagt in Harlingen om melk (1909)

Op 2 januari 1909 werd de eerste officiële Elfstedentocht georganiseerd door De Friesche IJsbond. Bijna was de tocht niet doorgegaan. Invallende dooi zorgde ervoor dat de meerderheid van de deelnemers het voor gezien hield. De 23 overgebleven rijders die zich in Leeuwarden meldden, moesten zelf maar zien of ze nog meededen, zo kregen ze te horen.

Theologiestudent en schaatsenmakerszoon Minne Hoekstra uit Warga en boer Gerlof D. van der Leij uit Marrum schaatsten in Harlingen aan kop. Minne Hoekstra was na terugkeer uit Dokkum bij Birdaard hard gevallen over een in het ijs ingevroren plank, maar tussen Leeuwarden en Harlingen haalde hij de koplopers Gerlof van der Leij, J. Binnema en Jac. Schaap in. Het laatste duo viel in de loop van de tocht uit.

Over de doortocht in Harlingen schreef Minne Hoekstra (1884-1941) later:
“Na ’n drie kwartier, eindelijk Harlingen. Allen, die langs ’t kanaal hun werk hebben, ze laten ’t eventjes in den steek, schieten van alle kanten toe en roepen en juichen. Zoals gewoonlijk bij dorpen en steden is ’t ijs onbeschrijfelijk vuil; takjes, schillen, grint, stof, papier, in één woord “goor”. Men wijst ons vriendelijk de controle, trouwens ’n dichte menigte op die plaats maakt een vraag overbodig. Weer ’n geklauter over planken, stro en keien, dan door ’n gangetje naar binnen, waar de heer VAN HULST ons reeds wacht. Met een smak vallen we op stoelen neer, roepen in koor om melk, melk! […]Tien minuten zijn, als men geniet, dit is bekend, in een ommezientje voorbij. We rekenen af; luide en hartelijk is de wederzijdse groet; klos… klos… de ijzers dreunen over de vloer, kletteren over de half bedekte keien… Opeens, ’n ijverige fotograaf in actie vraagt ons eventjes te poseren. Flap! “Dank u, heren,” zegt de dankbare, de menigte dringt, roept, wijst, ’n paar aardige kerels wijzen ons den weg. Na weinige minuten zijn we weer alléén in ’n vaal-grauwe, eindeloze eentonigheid.”

De winnaars van de eerste Elfstedentocht 1909 poseren voor de fotograaf.

De voorsprong van Minne Hoekstra en Gerlof Van der Leij zou tot drie kwartier uitgroeien. Minne Hoekstra werd eerste met een tijd van 13 uur en 50 minuten, Van der Leij finishte tien minuten later.

Na afloop onder de deelnemers werd er een prijsvraag uitgeschreven voor het beste verhaal over de tocht. Minne Hoekstra, winnaar van de eerste Elfstedentocht, ging ook met de hoofdprijs voor het mooiste verhaal aan de haal.

Zie voor het verhaal van Minne Hoekstra: http://elfstedenwiki.vpro.nl/page/1909%3A+De+eerste+winnaar

Laatste wijziging: 2012-01-02 18:25u


 

Maria Anna Sybilla van der Hoek (1880-1969), de eerste vrouwelijke beroepsfotograaf in Harlingen
door Jeanine Otten (25 november 2011)*

Vijf jonge vrouwen op een rij
De rubriek ‘Verdwenen beroepen’ van Margreet van der Zee, conservator van Museum Joure, in het tweemaandelijkse Historisch tijdschrift Fryslân wijdt in het novembernummer 2011 aandacht aan opsnijders uit Harlingen. Een prachtige foto van omstreeks 1900 toont vijf jonge vrouwen en een voorman op een rij, ze kijken allen recht in de lens van de fotograaf. De vrouwen, gekleed in gestreepte en geruite schorten, zijn werkzaam op een tichelwerk en hebben allen bakstenen in de hand en een klein mesje waarmee ze de ruwe kantjes van de gedroogde ongebakken stenen haalden. Deze vrouwen of meisjes werden opsnijders genoemd. Margreet van der Zee gaat in haar artikel uitgebreid in op de verschillende werkzaamheden in de steenfabriek. Het Historisch tijdschrift Fryslân is voor 4,95 euro los te koop in de boekhandel. Een abonnement (6 nummers) kost 29,95 euro.

Kinderarbeid in de steenfabriek
De foto werd gemaakt door Maria Anna Sybilla van der Hoek, de eerste vrouwelijke beroepsfotograaf in Harlingen en is één uit een serie van minstens vier foto’s omstreeks 1900-1910 van verschillende werkzaamheden in de Harlinger steenfabriek. In het Hannemahuis hangen op de Tegel- en aardewerkafdeling uitvergrote foto’s van de door paardenkracht aangedreven kleimolen en van de vormploeg. Op beide foto’s zijn jonge kinderen te zien die meewerken in de natte klei. Baksteenmaken was seizoensarbeid waarbij vaak hele families in april werden aangenomen. Ongeveer eenderde van het personeel bestond uit vrouwen en kinderen.

Vijf opsnijders en een voorman in de Harlinger steenfabriek, circa 1900-1910. De achterkant van de foto is gestempeld: ‘M. vd Hoek Heiligeweg 40 Harlingen’ (collectie Hannemahuis).

Glasnegatieven in waterput
Maria Anna Sybilla van der Hoek werd op de Heiligeweg 40 in Harlingen geboren op 23 juni 1880 als dochter van Jacob van der Hoek en Susanna Margaretha Zelle. Tot haar definitieve vertrek uit Harlingen heeft ze in haar geboortehuis Heiligeweg 40 gewoond en gewerkt. Samen met haar zus Jantina runde ze een fotografisch atelier en fotohandel, in 1924 is er tussen de beide zussen voor een notaris een akte van boedelscheiding opgemaakt (samenvatting inhoud volgt later). Achter in de tuin hadden ze een ‘glazen huis’ dat als daglichtatelier fungeerde. Hier werden de portretfoto’s gemaakt. Het duo is te zien op twee dubbelportretten uit circa 1902-1907.

Dubbelportret van Maria Anna Sybilla van der Hoek (links) en Jantina van der Hoek (rechts), omstreeks 1902-1907 (coll Thea Elsinga-van der Zee, Harlingen).

Dubbelportret, links Maria Anna Sybilla van der Hoek, rechts Jantina van der Hoek,  1902-1907, door Melis van der Hoek, rechtsonder blindstempel van M.Th.J. van der Hoek, Leeuwarden (collectie Jaap van der Veen, Harlingen).

Hun oudere broer Melis Theodorus Johan van der Hoek (geboren Harlingen 27 juni 1878) was eveneens fotograaf en daarnaast kunsthandelaar. Hij trouwde op 15 mei 1902 te Harlingen met Baukje Meekma en was van 1902 tot 1907 werkzaam op de Nieuwestad te Leeuwarden als fotograaf en kunsthandelaar. In 1907 vertrok hij met zijn vrouw naar Edam. In 1922 werd het huwelijk door echtscheiding ontbonden en duikt hij in hetzelfde jaar op in Amsterdam als caféhouder. Hij zal rond 1900-1907 de beide zusters de kunst van het fotograferen hebben bijgebracht.

Zijn adres in Harlingen is op verschillende manieren op cartes-de-visite gedrukt. Hier volgen twee voorbeelden. Een foto van baby Adam Ras op een schapenvachtje: Adam Ras werd geboren in Harlingen op 17 februari 1900 als zoon van Hidde Ras, spoorbeambte, en Dorothea Alagonda Memerda. De carte-de-visite heeft onderaan de opdruk ‘M.T.J. van der Hoek. – Harlingen.’.

Portret van baby Adam Ras, carte-de-visite door Melis van der Hoek met adres M.T.J. van der Hoek Harlingen, 1900-1901 (collectie Van der Meer-Bijlsma, Pingjum).

En een carte-de-visite circa 1910 met aan de voorzijde het adres van Melis “M.Th.J. v.d. Hoek Harlingen / Heiligeweg 40.”

Portret van Trijntje Lanting Drost, carte-de-visite door Melis van der Hoek, met adres M.TH.J. v.d. Hoek, Harlingen / Heiligeweg 40 (collectie Hannemahuis).

Uit ongeveer dezelfde tijd dateert een carte-de-visite met aan de voorzijde het adres van mejuffrouw Maria van der Hoek, Heiligeweg 40 Harlingen. Voorgesteld is Fokje de Boer (geboren Harlingen 19 januari 1884). De foto is omstreeks 1913 gemaakt, want er is nog een foto waar Fokje de Boer in dezelfde kleding op is afgebeeld, samen met haar twee dochtertjes en vermoedelijk een schoonzuster.

Portret van Fokje de Boer, carte-de-visite door Maria Anna Sybilla van der Hoek, met adres Mej. M. van der Hoek, Heiligeweg 40 Harlingen, circa 1913 (collectie familie Klumper, Harlingen).

Hieronder nog een vroege foto van Maria Anna Sybilla van der Hoek, met adres ‘Mej. M.v.d. Hoek’. Afgebeeld is Mieke Postma (geb Workum 17 november 1838, overl Harlingen 2 mei 1917), dochter van IJede Andries Postma en Juliana Rinkes (of Juliana Gerrits Gerrits of De Vries). Haar ouders trouwden in 1843 in Harlingen toen Mieke vijf jaar was. Mieke trouwde, 23 jaar oud, op 20 april 1862 in Leeuwarden met koopman en scharenslijper Adam Franciscus Breidenbach (geb Leeuwarden 15 maart 1837, overl Franeker 21 juni 1886), zoon van Frans Breidenbach en Cornelia Beerends Harmens. Mieke overleed in Harlingen op 2 mei 1917, 78 jaar oud. Uit familieoverlevering weten we dat Ote Mieke (‘ote’ is stadsfries voor oma) ook koopvrouw was. Zo ging ze hoogzwanger met haar negotie naar Terschelling, waar op 11 april 1884 haar zevende en laatste kind, Francina Breidenbach, bij de familie De Roos werd geboren.

Mieke Postma (1838-1917), omstreeks 1900 gefotografeerd door Maria Anna Sybilla van der Hoek

Mieke Postma (1838-1917), carte-de-visite door Maria Anna Sybilla van der Hoek, met adres ‘Mej. M.v.d.Hoek / HARLINGEN’, circa 1910 (collectie Van der Meer-Bijlsma, Pingjum)

Soms is het niet zeker wie de foto heeft gemaakt, Melis of Maria, want er zijn ook vroege foto’s met opdruk “M.v.d. Hoek, HARLINGEN / Heiligeweg 40”, zoals een carte-de-visite van Douwe Bijlsma (geboren Makkum 30 september 1898) uit omstreeks 1903. Douwe Bijlsma was een zoon van Klaas Bijlsma, plateelschilder, en Antje Memerda, en een neefje van Adam Ras, hun moeders Antje en Dorothea Memerda waren tweelingzussen. De zusjes groeiden op aan de Noorderhaven – hoek Vismarkt, waar hun vader Douwe Berends Memerda een cafe had, genaamd de Koophandel (voorheen de Aardappelbeurs).

Portret van Douwe Bijlsma, carte-de-visite door Melis van der Hoek of Maria van der Hoek, met adres “M. v.d. Hoek HARLINGEN / Heiligeweg 40”, circa 1903 (collectie Van der Meer-Bijlsma, Pingjum).

Op 26 mei 1909 plaatst M. van der Hoek een advertentie in de Nieuwe Harlinger Courant: “Fotografie. Dagelijks, evenals Zondags gelegenheid voor het laten maken van PORTRETTEN. half dozijn visite-portretten a f 1.25, half dozijn cabinet-portretten a f 3.00. Tevens verkrijgbaar alle fotografische benoodigdheeden voor amateurs, verder verschillende soorten LIJSTEN, in alle maten en prijzen. M. van der Hoek, Heiligeweg 40.”

Op 15 mei 1910 verschijnt de eerste advertentie van mejuffrouw M. van der Hoek in de Nieuwe Harlinger Courant. Uit de advertentie blijkt dat men dagelijks, zelfs op zondag, bij haar terecht kon om portretten te laten maken. Een half dozijn cartes-de-visite formaat kostte 1,25 gulden, een dozijn cartes-de-visite 2 gulden. Verder waren alle fotografiebenodigdheden voor amateurs verkrijgbaar, alsmede verschillende soorten lijsten.

Advertentie 15-5-1910 in Harl Crt van mejuffr Van der Hoek

Advertentie Mej. M. van der Hoek, Heiligeweg 40, in de Nieuwe Harlinger Courant, 15 mei 1910.

In die jaren hadden Maria Anna Sybilla en Jantina van der Hoek concurrentie van twee andere Harlinger fotografen te duchten: Andries Gnodde (geb Harlingen 18 mei 1873, overl Leeuwarden 1 maart 1942) op het Franekereind 5 en Arjen Lambertus Boersma (geb Harlingen 15 mei 1872, overl Haarlem 17 mei 1961) op de Zoutsloot. Opvallend is dat tijdens de Pinksterdagen de prijzen voor het laten maken van portretten omlaag gaan. Andries Gnodde adverteert op 26 mei 1909 in de Nieuwe Harlinger Courant met: “Goedkoope Portretten. Beide Pinksterdagen, evanls ’s Zondags, gelegenheid voor ’t laten maken van fraaie, goedkoope Portretten, per dozijn 2.50 gulden, per half dozijn 1,50 gulden. Beleefd aanbevelend, A. Gnodde, Franekereind.” Arjen Lambertus Boersma adverteert een jaar later, op 15 juni 1910, met goedkope portretten, alleen tijdens de beide Pinksterdagen te laten maken tegen verlaagde prijzen: een half dozijn cartes-de-visite formaat met proef voor 1 gulden, een half dozijn Cabinet-formaat met proef voor 2,50 gulden.

Advertentie M. van der Hoek, Fotografie en fotohandel, Het vanouds bekende adres voor uw Portretwerk en Foto-Artikelen, in ‘Officieele Feestgids Harlingen 700 jaar stad’, 27 september t/m 3 augstus 1934. Collectie Stefan Elsinga Harlingen.

Omstreeks eind jaren 1940 dateert een ander portret dat we van haar kennen. Zij liet zich in het fotografisch atelier van W.M. Molenkamp te Amsterdam portretteren. Maria Anna Sybilla van der Hoek verliet in oktober 1951 definitief Harlingen en verhuisde naar Gorssel, de plaats waar haar grootouders van moederszijde vandaan kwamen.

Maria Anna Sybilla van der Hoek op middelbare leeftijd, gefotografeerd door WM Molenkamp, Amsterdam (collectie Thea Elsinga-van der Zee, Harlingen).

Na haar vertrek uit Harlingen bleef haar glasnegatievenarchief achter op Heiligeweg 40. Dit archief werd helaas kort na haar verhuizing vernietigd, de scherven werden in de waterput achter het huis gegooid. Een kist met glasnegatieven bleef gespaard en kwam terecht in een particuliere collectie. Het zijn glasnegatieven van verschillende afmetingen, 8×10 cm en 18×24 cm, van straten, winkeletalages, stadsgezichten, portretten en groepsportretten (o.a. een paar schoolfoto’s). Vanaf 1950 was op Heiligeweg 40 etaleur-decorateur F. Rinsema gevestigd. In 1952 werd het fotografisch atelier aan de Heiligeweg 40 uitgeschreven uit het register van de Kamer van Koophandel. In 1960 ging haar geestelijke gezondheid dermate achteruit dat Maria Anna Sybilla van der Hoek moest worden verpleegd in de psychiatrische inrichting Groot Graffel in Warnsveld. Hier overleed zij op 29 december 1969.

Oud Harlingen in de tuin van de Buitensocieteit 1908
Vele Harlingers hebben zich tot begin jaren ’50 door de gezusters Van der Hoek laten portretteren. Behalve portretten in het atelier maakte Maria Anna Sybilla van der Hoek ook foto’s van het straatbeeld en historische gebeurtenissen, zoals de opening van Strandbad Flevo in 1933, een nougattent op de Schritsen en een met beschilderde zeildoek nagebouwd Oud Harlingen, waarop ondere andere het uithangbord van ‘meester zilversmid’ juwelier L. Leydesdorff te zien is.

Nougattent op de Schritsen te Harlingen, door Maria van der Hoek ( M. vd Hoek Harlingen), ca 1925-1930 (coll Griet de Jong / coll Jaap van der Veen)

 

Winkelstands ‘Oud-Harlingen’ in de tuin van de Buitensocieteit 8-16 juni 1908, foto door Maria van der Hoek. De achterkant van de foto is gestempeld: ‘M. vd Hoek Heiligeweg 40 Harlingen’ (collectie Hannemahuis).

De foto is gemaakt tussen 8 en 16 juni 1908, in de tuin van de Buitensocieteit, ter gelegenheid van de tentoonstelling voor kunstnijverheid ter ere van het 30-jarig bestaan van de Commissie voor Volksvermaak. De Buitensocieteit stond ongeveer op de plek van de huidige supermarkt aan de Spoorstraat 1. Op de foto is in het midden de “winkel” van banketbakker L. van der Weide te zien. Van der Weide was in 1910 gevestigd op Schritsen 65b, verder zien we het uithangbord van ‘mr silversmid’ Leydesdorff, de juwelier in de Voorstraat.

In augustus 1933 maakte Maria Anna Sybilla van der Hoek een foto van de opening van het Strandbad Flevo bij Makkum (zie hieronder). Het glasnegatief van de opname is bewaard gebleven en bevindt zich, samen met andere glasnegatieven van Maria van der Hoek uit de jaren twintig en dertig, in een particuliere collectie.

Opening Strandbad Flevo bij Makkum, augustus 1933, door Maria van der Hoek, bron: http://www.hwwunseradiel.nl/archief/MAK001/WEB/strandbad%20flevo.html

Oproep
Voor een inventarisatie van en onderzoek naar het fotografisch werk van Maria Anna Sybilla van der Hoek wil het Gemeentearchief Harlingen graag zoveel mogelijk gegevens verzamelen. De resultaten van het onderzoek zullen worden gepresenteerd in een lezing, en gepubliceerd in het Magazine Oud Harlingen en op de website www.vergetenharlingers.nl. Bent u in het bezit van oude foto’s met daarop de opdruk “M. van der Hoek, Heiligeweg 40 Harlingen” of “Atelier van der Hoek”, of heeft u herinneringen aan het fotografisch atelier Van der Hoek, wilt u dan contact opnemen met Jeanine Otten, beheerder oude stadsarchief Harlingen, Hannemahuis centrum voor Harlinger cultuur en historie, Voorstraat 56, 8861 BM Harlingen, tel 0517-413658, j.otten@harlingen.nl

Twee onbekende dames, omstreeks 1935. Op de achterzijde ‘Atelier van der Hoek’ (collectie Stefan Elsinga, Harlingen).

* Met dank aan Stefan Elsinga, Thea Elsinga-van der Zee, Jaap van der Veen, Tjarda de Boer, Tj. Severein, Hein van den Oever, familie Klumper en Freddy van der Meer-Bijlsma voor aanvullende informatie en foto’s.

Laatste wijziging: 2013-12-05 10.22u


 

Honderd jaar pootje baden aan de Westerzeedijk
door Jeanine Otten (21 november 2011)

Op 17 november 2011 organiseerde het Gemeentearchief Harlingen ‘Een avond met archiefschatten’. De avond was gewijd aan het verhaal achter het document. Bezoekers konden hun eigen archiefschat meenemen en het bijzondere verhaal daarachter vertellen.

Eén van de aanwezigen, Annemieke de Vries, had het kasboek van haar vader Marten de Vries meegenomen. Hij was vanaf de jaren ’40 tot begin jaren ’60 badmeester van ’t zeezwembad ‘De Stenen Man’ aan de Westerzeedijk in Harlingen. In het kasboek tekende badmeester Marten de Vries de namen op van de Harlinger kinderen die voor de zwemlessen betaalden. Ook de verdiensten van de ‘ladenvrouw’ noteerde hij: 25 gulden per maand verdiende zij met het bewaken van de houten laden met kleding. Het zwembad kende een ladensysteem: als je ging zwemmen, kreeg je van de ladenvrouw een houten lade waarin je je kleding kon opbergen, die gaf je vervolgens aan haar terug. De kinderen leerden zwemmen met een bus op hun rug, die met riemen aan hun lichaam was vastgemaakt. Na afloop van het badseizoen schuurde en verfde badmeester De Vries het hele zwembad op eigen kosten. Het verhaal bracht bij de aanwezigen allerlei herinneringen naar boven aan de zwemlessen in zwembad ‘De Stenen Man’.

Het kasboek van badmeester De Vries vertelt iets over honderd jaar geschiedenis van het Harlinger zeezwembad aan de Westerzeedijk. De kom van de Westerzeedijk aan de voet van De Stenen Man was en is voor badgasten, zeker voor die uit Harlingen, een aantrekkelijke plek. Begin 20ste eeuw was zwemmen in zee al een geliefde bezigheid.

Ooit kende de Friese kust zestien zeebaden, sommige daarvan hadden karakteristieke paviljoens, zoals Harlingen, Makkum, Hindeloopen, Rijs. Aan de dijk bij Hindeloopen staat nog steeds het markante Badpaviljoen (Badhuis) uit 1913. Het is bijzonder vanwege de vroege toepassing van het bouwmateriaal beton. Helaas verkeert het anno 2011 in zorgwekkende staat.

De gloriedagen van Badpaviljoen annex Hotel-Pension Buijs, Zeebad Hindeloopen, prentbriefkaart voor 1933. Veel vrouwen en meisjes in traditionele Hindelooper klederdracht. Op het strand enkele rieten of rotan strandstoelen (badkorven). Coll Tresoar, Leeuwarden.

Foto Maria Anna Sybilla van der Hoek (Harlingen), 1933: opening Strandbad Flevo bij Makkum, gebouwd op de Sânkop, een jaar na de afsluiting van de Zuiderzee, augustus 1933. Het was een rood-groen geschilderd houten gebouw met eet- en drinkgelegenheid en aan weerszijden badhokjes voor mannen en vrouwen. Een verbinding met de vaste wal was er niet, en de badgasten werden per boot naar het strand gebracht. Tijdens een herfststorm in 1936 is het badhuis geheel weggespoeld. Pas in 1959 werd er weer een (kleiner) badhuis op het strand opgericht, in 1965 gevolgd door strandhotel ‘De Vigilante’ en een groot aantal zomerhuisjes [2].

Prentbriefkaart van de badgelegenheid bij Rijs (Gaasterland) met het koepeltje op het Mirnserklif, jaren ’50. Coll Mar en Klif.

De gebouwen aan de zeekant van de Westerzeedijk bij Harlingen behoorden ooit tot de opvallendste aan de Friese kust. De architectuur van het Harlinger zeebad is in de afgelopen honderd jaar diverse keren gewijzigd en gemoderniseerd. De paviljoens op de dijkglooing werden geteisterd door brand en door westerstormen. Bovendien kregen de Harlingers een zwembad in de stad, zodat ze niet meer afhankelijk waren van de luimen van de zee. Echter, door zandopspuiting ontstond aan de voet van de Westerzeedijk een echt zandstrand. In 2002 werd een nieuw strandpaviljoen met restaurant geopend, ’t Zilt.

Hieronder een overzicht van honderd jaar pootjebaden in Harlingen.

Prentbriefkaart ‘Harlingen als badplaats’, zeezwembad aan de Westerzeedijk bij de Stenen Man, circa 1915. Pootjebaden deden de meisjes geheel gekleed met een strohoed op hun hoofd, de jongens in hun onderbroek. Foto: A. Gnodde, Harlingen, circa 1915.

Op de Westerzeedijk stonden rond 1915 in de buurt van de Stenen Man enkele houten badhuisjes die eigendom waren van rijke Harlinger families als de Hannema’s.

Rond de jaren ’30 was er bij de pier een echt strand, bekend als ’t Eerste Haad. Dit was bij een steenopslag van de Zuiderzeewerken.

Aan de Noordelijke Ringmuur hadden Harlingers van eenvoudiger komaf een eigen plek. Prentbriefkaart circa 1932. Prentbriefkaart uitgegeven door Nico Poort te Harlingen.

Meest geliefde plek voor de zwemmers was een kom in de haven, de Koemen geheten. Op 14 mei 1931 werd hier een badhuis geopend, nadat eerder op 3 juni 1930 de Vereeniging Harlinger Zwembad was opgericht. Henry Isaac Clowting was tot zijn dood in 1976 penningmeester van deze club. In 1937 verhuisde het zwembad, vanwege werkzaamheden aan de sluizen, naar de Westerzeedijk.

Het badhuis stond hier naast het reeds bestaande zeebad, dat Harlingers zich nog steeds herinneren als het bad voor de ‘elite’. In 1939 opende de Vereniging ‘Harlinger zwembad’ het zeezwembad ‘De Stenen Man’. Badmeester en beheerder Marten de Vries was hier heer en meester. Het zwembad fungeerde ook als ontmoetingsplaats. Ouders gingen ’s middags al vroeg naar de dijk om te zonnen en te lezen, en hun kinderen moesten direct uit school naar het zwembad komen. Op mooie dagen kon men tot negen uur ’s avonds blijven, waarna De Vries nog de badhokjes moest schoonmaken.

Twee Duitse militairen (Oberleutnant Fehling, Inspektor Stolley) en een Duitse vrouw (Lisel Maischak) tijdens de Tweede Wereldoorlog bij het Harlinger zeezwembad. Coll Gemeentearchief Harlingen, met dank aan Johnny de Groot.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bezochten Duitse militairen zomers het zeezwembad en zochten contact met de Harlinger badgasten. Die hielden zich op de vlakte en pleegden soms subversieve daden als het opsteken van twee vingers (het V-teken). Een groep jongens liet zich zo in de zomer van 1941 op de foto zetten. Dat kwam hen duur te staan. In oktober werden negen van hen opgepakt en overbracht naar de Leeuwarder strafgevangenis. Daarna werden ze acht weken afgebeuld in Kamp Amersfoort. Eén van hen, Lieuwe Koopmans, deed zijn verhaal op de website Harlingen in de Tweede Wereldoorlog [1]. De bewuste foto bestond wonder boven wonder nog.

Een kleine foto met grote gevolgen, 1941. Negen jongens werden in oktober 1941 vanwege deze foto opgepakt door de Duitse bezetter en overgebracht naar de strafgevangenis in Leeuwarden en daarna naar Kamp Amersfoort waar ze acht weken onmenselijk werden afgebeuld. Zij werden gestraft omdat ze op de foto met hun vingers het V-teken maakten, een verzetsdaad. Voorste rij van links naar rechts: Lieuwe Koopmans, Henk Mensink, ? Duba en Frank Wiegersma. Tweede rij: Jopie Roukema, W. Glastra van Loon, Michel Witte, Jan Koekoek en Piet de Jong. Laatste rij: Reinold Posthuma en Jochem Stegeman. Foto: Collectie D.A. Visser.

In 1949 werd zwembad De Stenen Man vernieuwd en uitgebreid, met in het midden een paviljoen en aan weerszijden rijen badhokjes. Via schuinaflopende betonpaadjes over de dijk bereikte men het smalle strookje strand en het water. Het zandstrandje moest echter steeds meer plaatsmaken voor het oprukkende slik.

Links het in 1949 vernieuwde en uitgebreide zeezwembad ‘De Stenen Man’ aan de Westerzeedijk.

Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, afdeling Harlingen verstrekte in 1950 een geldlening aan het Zwembad ‘De Steenen Man’, Gemeentearchief Harlingen, Archief Nut van ’t Algemeen, afdeling Harlingen.

In dit zwembad was badmeester Marten de Vries heer en meester. Soms had hij wel heel bijzondere badgasten, zoals in 1954 een tamme zeehond. De Leeuwarder Courant wijdde er een artikel met foto aan.

In 1968 werd het oude badhuis door de vereniging Harlinger Zwembad vervangen door nieuwbouw. Op 18 mei werd dat in gebruik genomen. Het gebouw had twee verdiepingen, met bovenin een restaurant. Helaas brandde het badhuis in oktober 1975 tot de grond toe af.

Zeezwembad De Stenen Man 1968-1975.

Leeuwarder Courant 24 oktober 1975

Het badhuis werd herbouwd, maar de glorieuze zeebadentijd in Harlingen keerde niet terug. In 1977 nam de gemeente het kwakkelende zwembad over van de stichting. Na de opening van het verwarmde openluchtbad De Koemen in 1980 was het gedaan met het zeezwemmen.

In mei 2002 lanceerden de Harlinger horecaondernemers Marco Poldervaart en Hans Stadt een plan voor een nieuw strandpaviljoen aan de Westerzeedijk.

In augustus 2002 opende aan de Westerzeedijk 2 strandpaviljoen ’t Zilt, je kunt er heerlijk eten en drinken, en af en toe worden er bijzondere activiteiten georganiseerd als een ‘Waddendoedag’ of een poeziemiddag ‘Dichter bij zee’.

Muzikale heropening van Harlinger strandpaviljoen ’t Zilt, door Marco Poldervaard en Hans Stadt verbouwd tot een eet- en drinkgelegenheid. Leeuwarder Courant 12 augustus 2002. Foto Dick Manshande.

Strandpaviljoen ’t Zilt, Westerzeedijk 2, op een zonnige zomerdag, 2009. Het strand op de voorgrond wordt regelmatig opgespoten. Foto Iris van der Zee.

Strandpaviljoen ’t Zilt bij stormachtig weer en hoog water, 2007. Foto Iris van der Zee.

[1] http://home.kpn.nl/netuser/1941_Amersfoort.htm

[2] http://www.hwwunseradiel.nl/archief/MAK001/WEB/strandbad%20flevo.html

 

Laatste wijziging: 2014-02-16 12:18u


 

De Roode Ploeg (Hoogstraat 25), van herberg met stalling tot natuurvoedingswinkel

door Jeanine Otten

De Roode Ploeg aan Hoogstraat 25, ooit een deftige herberg, nu een natuurvoedingswinkel, foto Jeanine Otten 7 juli 2011.

Van herberg tot natuurvoedingswinkel

Sinds 1992 is aan de noordkant van de Hoogstraat op nummer 25 in Harlingen natuurvoedingswinkel ‘De Roode Ploeg’ gevestigd. De naam is al heel oud: al aan het begin van de 17de eeuw was op deze plaats een herberg met stalling, genaamd ‘In de Roode Ploeg’. In 1674 werd De Roode Ploeg bewoond door ‘stalman’ Hette Tjeerds. De brug over de Hoogstraat heette in de 18de eeuw de Roode-Ploegs-pijp.

Wel gereguleerde commoditeiten 1763

In 1763 werd de deftige herberg en stalling De Roode Ploeg te koop aangeboden. Het erf strekte zich  noordwaarts tot aan de Droogstraat, “met verscheidene vertrekken en wel gereguleerde commoditeiten voorzien”. Het wagenhuis en stalling bevond zich op het vierde erf westwaarts van het perceel De Roode Ploeg, en strekte zich ook uit tot aan de Droogstraat.

Openbare verkoop 1838

In 1838 werd het woonhuis, de herberg met stal en wagenhuis daarachter, “genaamd de Roode Ploeg”, en een stal met wagenhuis in de Droogstraat, – beide percelen in eigendom van wijlen Adam Hendriks Mulder, in leven kastelein in herberg De Roode Ploeg – publiekelijk geveild. Verder werden in herberg De Roode Ploeg in het openbaar geveild: twee uitmuntende bruine wagenpaarden, rijtuigen, gereiden en verder paardentuig en gereedschappen, voorts een paar fraaie, weinig gebruikte wagengereiden, met Chinees koper en leren leidsels en een Engels zadel, gebruikt door wijlen Adam Hendriks Mulder.

Stalling voor 100 paarden

In 1876 had herberg De Roode Ploeg een stalling voor circa 100 paarden. Gedurende 30 jaar zwaaide eigenaar T.D. Hollander hier de scepter, maar in 1876 bood hij zijn welonderhouden, zeer beklante en goed ter nering staande herberg, stalling en wagenhuis te koop aan. De herberg bestond uit een ruime gelagkamer, een grote bovenzaal, diverse logeerkamertjes, een vrije benedenkamer, keuken en kelder, een stalling voor circa 100 paarden, een wagenhuis en verdere gerieflijkheden.

Faillisement 1898

In 1880 was logementhouder Former Willems Wiersma eigenaar van herberg De Roode Ploeg. In dit jaar trad hij als 49-jarige weduwnaar in het huwelijk met de 56-jarige weduwe Henrietta Wilhelmina Muller, winkelierse van beroep. Tegen het eind van de 19de eeuw ging het niet goed met de zaak. Wiersma ging failliet, en op 19 april 1898 werd de hele inboedel van De Roode Ploeg contant verkocht: de koffiehuisinventaris bestond uit twee mahoniehouten linnenkasten, een mahoniehouten chiffonière (hoge ladenkast), diverse tafels, 88 stoelen, spiegels, lampen en kachels, een biljart met toebehoren, een pendule, klokken, een bureau, wastafels, ledikanten, acht veren en andere bedden (matrassen) met toebehoren, kleden en gordijnen, lijfdracht en linnen, kopergoed, steen- en glaswerk enz. Voorts een handkar, een arreslee, vijf flessen champagne, enige voorraad sterke drank en likeuren. Former Wiersma zocht zijn heil ergens ver weg en emigreerde naar de Verenigde Staten, waar hij op 2 juni 1901 op 67-jarige leeftijd als landbouwer overleed in Orange City, Sioux County, Iowa. Zijn vrouw Henrietta Wilhelmina Muller overleed, 85 jaar oud, in 1909 in Harlingen.

De Roode Ploeg in 1898, afgebeeld in: Magazine Oud Harlingen, jrg 10 (1995) nr 10, p.16.

Nieuw aanzien

Tijdens de kroningsfeesten in september 1898 verscheen er een advertentie van hotel De Roode Ploeg, geplaatst door de nieuwe eigenaar Sietse Baarda. De bovenzaal had door toedoen van Baarda een heel nieuw aanzien gekregen. Drie  jaar later, in december 1901, bood Baarda De Roode Ploeg met de gehele nieuwe inventaris uit de hand te koop aan, wegens ’te grote omslag’. De verkoop vlotte echter niet erg want acht maanden later, in augustus 1902, adverteerde Baarda met de volgende advertentie: “Wegens verkoop der ‘Roode Ploeg’ wordt voor billijken prijs TE KOOP aangeboden een reuzen SYMPHONION-ORCHESTRION, hoog 265, breed 110, diep 60 cm. Te bevragen bij S. Baarda te Harlingen.” Jan de Boer was van september 1902 tot april 1904 de volgende eigenaar van De Roode Ploeg. Het logement en de stalling werden half april 1904 uit de hand verkocht.

 Advertentie van kastelein Sietse Baarda in 1898.

 

20e eeuw

Na 400 jaar onafgebroken een horecagelegenheid te zijn geweest, kreeg De Roode Ploeg op Hoogstraat 25 vanaf de 20ste eeuw andere bestemmingen. Achtereenvolgens waren hier gevestigd: S. Klein, grossier in koloniale waren (1915); H. Kramer, handelaar in tabak, sigaren, koffie, thee en cacao (1921); Gebroeders Kamstra, electro-technisch bureau en automobielen (circa 1925-1934); Folkert Alta, grossier in groenten fruit en zuidvruchten (1934-1988). Begin jaren ’80 begon Corrie Alta-Overzet, de schoondochter van Folkert Alta, in de winkel van het pand een boetiek, genaamd de Tienerhoek, en in 1984 opende zij stoffenzaak De Knipskeer, een winkel voor zelfgemaakte creaties en meubels. Eind jaren ’80 verhuisde de Groothandel in Aardappelen, Groente en Fruit van Alta naar de Oude Trekweg 99. Folkert Alta verkocht de zaak aan J.W. Duinmeijer. Vanaf 1992 is op dit adres een natuurvoedingswinkel: Arnold en Grietje uit Wynaldum met hun rijdende biologische winkel It Suteltsje startten op Hoogstraat 25 de verkoop van biologische landbouwproducten. De zaak werd doorverkocht aan Annemieke Grimbergen uit Achlum, daarna aan Theo Bloem uit Firdgum, die op 1 juli 2008 de zaak overdeed aan Oebele Ypenga, die op zijn beurt op 1 juli 2011 het stokje overgaf aan Niels Konijn.

Gevelstenen

Boven de luifel van De Roode Ploeg zijn links en rechts twee keramische gevelsteentjes aangebracht, in gele letters op een zwarte achtergrond staat “DE ROODE / PLOEG”. Daaronder ziet men op een gele achtergrond een strakke gestileerde rode ploeg, op de ene steen naar links, op de andere steen naar rechts wijzend.

Op de foto van De Roode Ploeg in 1898 zijn op dezelfde plaats twee oudere gevelsteentjes te zien. Hoewel de details niet goed te zien zijn, ziet men wel op het eerste gezicht dat de voorstelling op deze steentjes niet dezelfde is als op de huidige twee gevelsteentjes. Deze laatste moeten dus na 1900 zijn aangebracht. De vormgeving van de letters en de strakke gestileerde ploeg van de huidige gevelsteentjes is te dateren tussen 1910 en 1930.

Muurreclame

Vereniging Oud Harlingen, die al op verschillende plekken in Harlingen oude muurreclames terugbracht in het stadsbeeld, zorgde er begin juli 2011 voor dat op de zijgevel van De Roode Ploeg, aan ’t Herenwaltje, de oude muurreclame van ‘F. Alta / Groenten en fruit / engros’ (1934-1988) weer aangebracht werd. Decoratieschilder Klaes Posthuma van Galerie / Atelier Acanthus aan de Zuiderhaven was, net als voor de andere historische muurreclames in Harlingen, verantwoordelijk voor de uitvoering.

De muurreclame met de prachtige belettering van “F. Alta Groenten en Fruit Engros” 1934-1988, in 2011 door decoratieschilder Klaes Posthuma opnieuw aangebracht op de zijgevel van De Roode Ploeg. Foto Jeanine Otten, 7 juli 2011.

Roode Ploeg geen socialistische Ploeg

Ondanks de tot de verbeelding sprekende naam is ‘De Roode Ploeg’ op Hoogstraat 25 in Harlingen nooit een 19de-eeuws socialistisch bolwerk geweest. Die indruk wordt gewekt door een artikel van Johan van der Wal, dat hij in 1995 in Magazine Oud Harlingen, jrg 10, nr 10 publiceerde. In zijn artikel “Tjeerd Stienstra preekte de revolutie in Harlingen” (p. 16-19) schreef Van der Wal dat Stienstra “zich op 9 mei 1892 met zijn gezin in Harlingen als pachter van het Volksgebouw ‘De Roode Ploeg’ in de Hoogstraat (nu natuurvoedingswinkel) [vestigde].”

Stienstra vestigde zich echter niet op Hoogstraat 25 (De Roode Ploeg), maar op Hoogstraat 53 (vroeger herberg ’t Wapen van Harlingen, in 1892 ’t Volksgebouw van de Harlinger afdeling van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht, en nog later cafe De Franekerpoort). Later heeft Johan van der Wal wel een rectificatie geschreven (in de Harlinger Courant ?), maar de rectificatie is niet in het volgende nummer van Magazine Oud Harlingen gepubliceerd.

Omdat zo’n foutje een eigen leven gaat leiden, kon het voorkomen dat Simon Vuyk het abuis van Van der Wal overnam in zijn onlangs verschenen boek De blikken dominee.  Hij heeft het inmiddels gerectificeerd op zijn website www.deblikkendominee.nl In zijn boek komen allerlei aspecten aan bod van de 19de eeuw in Harlingen en daarbuiten. Naast twee beruchte moordzaken beschrijft Vuyk in De blikken dominee onder andere ook de schrijnende armoede en de klassenverschillen in Harlingen.

Tjeerd Stienstra speelt als Monse Monsma een rol in de roman “Anna Casparii, of het heimwee” (1952) van Theun de Vries. Deze roman beschrijft het leven en de innerlijke strijd van de verweesde redersdochter Anna Casparii aan het eind van de 19de eeuw in Waddingen (Harlingen). Ze ondergaat de aantrekkingskracht van de opkomende arbeidersbeweging, maar is door haar burgerlijk isolement niet bij machte de sociale uitdaging te beantwoorden. Gedesillusioneerd ontvlucht ze tenslotte Waddingen, haar familie en de idealen van haar jeugd door te trouwen met de veel oudere, Amsterdamse zakenman Brack.

Maandblad PvdA, afd Harlingen

Dat de fraaie naam ‘De Roode Ploeg’ ondanks alles toch tot de socialistische verbeelding spreekt, blijkt uit het feit dat het maandplad van de Partij van de Arbeid afdeling Harlingen, dat vanaf midden jaren zeventig verscheen, De Roode Ploeg getiteld werd. Het blad kreeg als logo een afbeelding van een van de twee gevelstenen met de rode ploeg op Hoogstraat 25.

Bronnen: ‘Roode Ploeg’ in de Leeuwarder Courant vanaf 1752 (www.archiefleeuwerdercourant.nl); Hoogstraat 25 Harlingen via ‘Zoek je huis’ op www.kleinekerkstraat.nl; advertenties van Hoogstraat 25 op www.kleinekerkstraat.nl; Johan van der Wal, ‘Tjeerd Stienstra preekte de revolutie in Harlingen’, Magazine Oud Harlingen jrg 10 (1995), nr 10, p. 16-19; Simon Vuyk, De blikken dominee, Leeuwarden : Friese Pers Boekerij bv, 2011. Met dank aan Sjoerd Helfrich, PvdA afd Harlingen, voor informatie over de titel en het logo op het maandblad van de PvdA, afd Harlingen vanaf circa 1975, en Niels Konijn voor aanvullingen en verbeteringen over de laatste eigenaren van natuurvoedingswinkel De Roode Ploeg, schriftelijke meedeling 18-06-2011.

Laatste wijziging: 2013-11-13 11:37 uur


 

De bewogen geschiedenis van ‘het Hof van Friesland’ aan Voorstraat 36
Door Jeanine Otten (15 maart 2011)

De topgevel van Scapino aan Voorstraat 36 in Harlingen dreigde dinsdag 8 maart 2011 in te storten. De gevel moest met spoed gestut worden. De top van de gevel helt over en er zitten forse scheuren in. Uit onderzoek van Bouw- en Woningtoezicht van de Gemeente Harlingen bleek dat deze zonder maatregelen op korte termijn had kunnen bezwijken. De gemeente heeft de eigenaar van het pand, Re-Z Beheer bv uit Assen, van de situatie op de hoogte gesteld. Vervolgstappen moeten leiden tot een spoedige restauratie van de gevel.

Sinds maart 1986 zit op Voorstraat 36 een filiaal van Scapino. Foto 2010.

Hoewel de huidige gevel van Voorstraat 36 een oude uitstraling heeft, is deze nog geen 40 jaar oud. De gevel moest 37 jaar geleden na een grote brand geheel nieuw opgetrokken worden. In de vroege morgen van 5 september 1974 verwoestte een felle uitslaande brand de drie verdiepingen tellende woninginrichting van Jan Terpstra op Voorstraat 36 en de naastgelegen horeca-onderneming ‘De Gastronoom’ van de familie Poldervaart op Voorstraat 38 en de spekjesfabriek aan de andere kant van de Sint Odolphisteeg. Het vuur sloeg zelfs over naar de overkant van de Voorstraat en verwoestte het torentje van het stadhuis. Vijf andere panden werden beschadigd. De waterschade was enorm. Ook de HEMA liep rook- en waterschade op. De totale schade werd geschat op twee miljoen gulden. De klokgevel van Voorstraat 36 dateerde uit 1805 en stond op de monumentenlijst. Ook het pand waarin De Gastronoom gevestigd was, stond vanwege zijn fraaie 19de-eeuwse gevel op de monumentenlijst. De panden Voorstraat 36 en Voorstraat 38 moesten tot de grond toe worden afgebroken en geheel herbouwd. Aan de andere kant van de Sint Odolphisteeg waren ook twee panden uitgebrand. Het torentje van het stadhuis werd door de brand geheel vernield. De 22 klokken van het carillon dat in het torentje hing, waren door de oververhitting vervormd en moesten opnieuw worden gegoten.

Direct na de brand in 1974 gaf Leo Poldervaart van restaurant De Gastronoom aan architect Wietze van der Zee opdracht om zijn pand op nummer 38 nieuw op te trekken in oude stijl. De Gastronoom pronkt nu weer met een “19de-eeuwse” lijstgevel. Jan Terpstra was juist enige maanden voor de brand eigenaar geworden van de meubelinrichtingszaak op nummer 36. Na de brand werd het pand opnieuw opgetrokken met een historiserende klokgevel, getekend of ontworpen door W. Mesken. Eind 1975 was de opening van de nieuwe interieurzaak.

Bewoningsgeschiedenis vanaf 1660
De bewoningsgeschiedenis van Voorstraat 36 is vanaf de 17de eeuw tot de brand in 1974 heel goed te volgen. Het pand is vanzelfsprekend verschillende keren van eigenaar gewisseld. Ook de functies van het pand veranderden in de loop van de eeuwen. In de 17de eeuw was het een chique woonhuis, in de 18de eeuw een herberg met kolfbaan, in de 19de eeuw weer een woonhuis, en in de 20e eeuw was er een manufacturenzaak, later een meubelzaak in gevestigd.

De gevel werd in de loop van de eeuwen aangepast aan de smaak van de tijd. De voorlaatste verbouwing was in 1805, waarschijnlijk in opdracht van Elkan Ysaack Levy en Abraham Elkan Levy, joodse kooplieden te Leeuwarden. Zij hadden het pand in januari 1805 gekocht. De klokgevel voor het zadeldak kreeg natuurstenen aanzetkrullen en een kroonlijst met emblemen, evenals geornamenteerde dorpels onder de vensters van de verdieping en aan de zijgevel op de begane grond. Onder de aanzetkrullen was op de linkerhoek ‘Anno’ en op de rechterhoek ‘1805’ te lezen.

Voorstraat 36, het Hof van Friesland met klokgevel anno 1805 in de jaren ’60 van de 20e eeuw: vader en zoon Gonggrijp handelden in motoren, bromfietsen en rijwielen. Fotocollectie Hannemahuis.

Onderzoek in oude koopaktes
De verkopingen zijn vanaf 1660 vastgelegd in de zogenaamde ‘Proclamatieboeken’  van Harlingen. Dat zijn registers van de verkopingen van huizen. Deze originele akten worden bewaard in Tresoar in Leeuwarden, maar kopieën op microfiches bevinden zich in het Hannemahuis, centrumvoor Harlinger cultuur en historie (Gemeentearchief Harlingen).  Dankzij de helaas in 2010 overleden Harlinger amateurhistoricus en ‘sneuper’  Yde Elsinga weten we precies wie de kopers waren en voor hoeveel geld Voorstraat 36 in de loop van de tijd verkocht werd. Yde Eslinga deed jarenlang onderzoek in het Gemeentearchief Harlingen naar de verkopingen van huizen in Harlingen. Zijn zoon Stefan maakt de informatie voor iedereen toegankelijk op zijn website www.kleinekerkstraat.nl

Hof van Friesland
Op de plattegrond van Harlingen uit 1610 door Jacob Lous is te zien hoe de bebouwing aan de Voorstraat er aan het begin van de 17de eeuw uitzag. Voorstraat 36 was toen nog een pand zonder huisnummer, schuin tegenover het torentje van het raadhuis, op de hoek met de Sint Odolphisteeg (in die tijd ook wel Olijfsteeg genoemd).

Voorstraat met in het midden het raadhuis, schuin er tegenover op de hoek met de Sint Odolphisteeg het ‘Hof van Friesland’, op de plattegrond van Harlingen door Jacob Lous uit 1610.

Yfke Jelles Jeddema (1659-1719) was ongeveer 7 jaar toen haar vader Jelle Reijnders Jeddema in 1666 overleed, zes maanden naar haar moeder Trijntje Franses Templar. Ze bleef als weeskind achter met haar broertje Reinier en haar 3-jarig zusje Antje Jelles Jeddema. Het grote huis (nu Voorstraat 36) waar ze woonden, had een hof en achteruitgang in de Olijfsteeg (nu Sint Odolphisteeg), recht tegenover het raadhuis. Dit huis, dat hun ouders in juni 1660 voor 5401 goudguldens hadden gekocht van Alatea Nauta en haar man dr IJsbrandus van Viersen, secretaris van de Rekenkamer van de Provincie Friesland, was in januari 1661 uitgebreid met de koop van twee kamers aan elkaar, ten zuiden van de hof. Deze twee kamers had Jelle Reijnders  Jeddema voor 225 goudguldens gekochtvan de diakenen van de Waterlandse Doopsgezinde Gemeente. Na de dood van haar ouders was Yfke Jelles Jeddema eigenaresse van het pand. Over de lotgevallen van Yfke en Antje Jelles Jeddema, zie verder https://www.vergetenharlingers.nl/page/17de-eeuw/#yfke

Vanaf 1679 huurden jonker Igo Galama en zijn echtgenote Trijntje het Hof van Friesland voor 200 caroliguldens per jaar van de zeer rijke doopsgezinde Amelia Haantjes (overleden 1691). In de 18de eeuw veranderde het woonhuis in een herberg met paardenstal en kolfbaan.

In 1730 kochten Aafke Reiners Fontein als weduwe van Fedde Pieters Dreijer, en Regnerus Braam jur dr (doctor in de rechtswetenschap) en secretaris van Barradeel, getrouwd met Ybeltje Feddes Dreijer, elk voor de helft het pand van Arjen Teunis Blocq. Huurder Caije Slaapkoop protesteerde en beriep zich op zijn huurcontract met de vorige eigenaar, dr Hessel Suringar.

Herberg met kolfbaan en paardenstal
In februari 1734 kocht herbergier Caije Slaapkool, gehuwd met Anna Ransen, het huis en herberg met tuin en stalling erachter “waar ’t Hoff van Frieslandt uithangt”  van Aafke Reiners Fontein als weduwe van Fedde Pieters Dreijer, en van Ybeltje Fedde Dreijer, echtgenote van Regnerus Braam. In oktober 1764 kocht Antje Ransen, gehuwd met Gerrit Troy, ‘het Hof van Friesland’  met diverse kamers, kolfbaan en stalling van Anna Ransen, weduwe van Caije Slaapkool voor 4000 caroliguldens.

In september 1772 kocht Gerlof Corwijnius de herberg/logement ‘het Hof van Friesland’  van Antje Ransen, weduwe van Gerrijt Troy. In juli 1792 kocht Cornelis Mollema ‘ het Hof van Friesland’  van Baukje Feytema, echtgenote van Schelte Wijbenga, voor 1527 goudguldens, hij moest een afscheiding plaatsen tussen het achtergelegen pakhuis en het huis ten oosten van het verkochte pand.

Woonhuis
In januari 1805 kochten Elkan Isaac Levy Kan (geb Leeuwarden 1744, overl Doniawerstal 21-04-1825) en zijn zoon Abraham Elkan Levy (geb Leeuwarden 1777), joodse kooplieden te Leeuwarden, elk de helft van het huis “vroeger bekend als ‘het Hof van Friesland’”, van Cornelis Mollema. In datzelfde jaar werd de gevel vernieuwd in een klokgevel met emblemen in de top en op de hoeken onder de aanzetkrullen links ‘Anno’ en rechts ‘ 1805’. In juni 1807 kocht zeehandelaar Dirk Cornelis Zijlstra, gehuwd met Dirkje Adema, het huis ‘het Hof van Friesland’, verhuurd aan J. Huidecoper, voor 5000 caroliguldens van Elkan Isaac Levy en Abraham Elkan Levy te Leeuwarden. In 1832 was het pand nog in eigendom van Dirk Cornelis Zijlstra, in 1862 was het in eigendom van Pieter Adama Zijlstra, en in 1880 in eigendom van Elisabeth Magdalena Bos, echtgenote van G.W. Pruis en mede-eigenaren.

Vanaf links: Voorstraat 40, 38, 36 en verder rond 1900. Fotocollectie Hannemahuis.

Meubelzaak
Eind 1920 werd de coöperatie D.E.S. (Door Eendracht Sterk)  geopend aan Voorstraat 36. In februari 1935 opende manufacturenmagazijn Van der Molen hier een nieuwe toonzaal voor bedden, dekens, matrassen enz. In de jaren ’60 was in het pand een fietsenzaak van vader en zoon Gonggrijp gevestigd.  In 1972 zat er een winkel in moderne en klassieke meubelen van R. Adema interieur NV in.  In 1974 werd Jan Terpstra eigenaar van het pand. Sinds maart 1986 zit op Voorstraat 36 een filiaal van Scapino.

Bewogen geschiedenis
De verwoestende brand van 5 september 1974 maakte een einde aan drie eeuwen bewogen geschiedenis van het pand Voorstraat 36 en de naastgelegen panden. Doordat de huidige topgevel op 8 maart 2011 dreigde in te storten, worden we er aan herinnerd dat ook nieuw opgetrokken gevels in de loop van de tijd verouderen en deel worden van de geschiedenis van Harlingen.

Laatste wijziging: 2011/03/17 22:22u 


 

  Harlinger stadstimmerman Atze Sijtsma (1895-1988) bouwt violen in het Hannemahuis
Kleine presentatie in Gemeentemuseum het Hannemahuis 14 november 2010 t/m 30 januari 2011
Door Jeanine Otten (27 oktober 2010)

Gemeentemuseum het Hannemahuis toont van 14 november 2010 tot en met 30 januari 2011 het werk van vioolbouwer Atze Sijtsma (Ried 1895-Harlingen 1988). Op de kleine presentatie ‘Een Friesch timmerman bouwt violen; hommage aan Atze Sijtsma’ zijn mallen te zien en allerhande zelfgemaakte gereedschappen, foto’s en een unieke film uit de jaren dertig, waarop Sijtsma laat zien hoe hij een viool bouwt. Atze Sijtsma was van oorsprong timmerman, maar bekwaamde zich in het bouwen van strijkinstrumenten. Hij groeide uit tot een bekende en zeer gewaardeerde vioolbouwer. Zijn instrumenten worden in en buiten Friesland nog steeds met veel plezier bespeeld door zowel amateur- als beroepsmusici.

Atze Sijtsma, in zijn woning aan de Jacob Backerstraat in Harlingen, bekijkt zijn zelfgemaakte strijkinstrumenten.

Stadstimmerman en vioolbouwer Atze Sijtsma
Atze Sijtsma vestigde zich in 1924 in Harlingen en was in Harlingen werkzaam als stadstimmerman / wegwerker bij de gemeente, later uitvoerder. Uiteindelijk werd hij chef van de werkplaats van de gemeentewerken. Hij had veel belangstelling voor klassieke muziek en beschikte over een fijn ontwikkeld gehoor. Toen zijn dochter Gerry viool wilde gaan spelen, bouwde hij zelf een viool voor haar. Dit was het begin van een bijzondere carrière als vioolbouwer. In een klein schuurtje bij zijn woning aan de Jacob Backerstraat in Harlingen bouwde hij honderden strijkinstrumenten die over de hele wereld verkocht zijn. Hij experimenteerde veel om de klankkleur van zijn instrumenten te verfijnen. Over zijn bevindingen schreef hij een boekje en hij publiceerde in het blad Mens en melodie. Vanaf de jaren dertig verschenen er meerdere artikelen en interviews over zijn werk, zowel in de Friese als in de landelijke pers. In de film ‘De kunst van het vioolbouwen’, die eind jaren dertig door ing. P. Suir te Harlingen werd gemaakt, is van stap tot stap te zien hoe Sijtsma een viool bouwt. Om een viool te kunnen bouwen, moest Sijtsma eerst zelf zijn bijzondere schaven, beitels en snijmessen, zijn kernstukken, mallen en zijn tot in tiende millimeters aangevende meetinstrumenten maken.

Fries Kamer Orkest speelt op Sijtsma instrumenten
Het Fries Kamer Orkest heeft inmiddels 25 instrumenten van Atze Sijtsma getraceerd, zowel in Friesland als in de rest van het land. Deze instrumenten werden tijdens twee concerten bespeeld. De concerten waren op 14 november 2010 in Harlingen en op 21 november 2010 in Stiens. Op zondag 14 november 2010 gaf het Fries Kamer Orkest met medewerking van de kleinzoon van Atze Sijtsma, solist Jaap Sijtsma op cello, een speciaal aan Atze Sijtsma gewijd concert in Harlingen. Dit concert vond plaats in de Grote Kerk, Kerkpad 3 te Harlingen. Op het programma stonden: F. Mendelssohn Bartholdy, Ouverture Die Hebriden op. 26; C. Arriaga, Symfonie voor groot orkest ; A. Dvorak, Twee walsen voor strijkorkest (op Sijtsma instrumenten); R. Schumann, Concert voor cello en orkest in A klein, op. 129.

Documentaire over Atze Sijtsma door Omrop Fryslân
Regisseur Piter Tjeerdsma van Omrop Fryslân maakte rond het hele project ‘Een Friesche timmerman bouwt violen : hommage aan Atze Sijtsma’ de documentaire ‘Vergeten violen’. In de documentaire wordt de zoektocht van Jaap Sijtsma naar het verhaal van zijn opa vastgelegd. ‘Vergeten violen’ wordt zondag 16 januari 2011 om 17.00 uur uitgezonden op Omrop Fryslân.

Atze Sijtsma en kleinzoon Jaap Sijtsma op youtube
Bekijk het filmpje door GPTV over Atze Sijtsma: met fragmenten van Atze Sijtsma in de jaren ’30 aan het werk in zijn schuurtje aan de Jacob Backerstraat en zijn kleinzoon Jaap Sijtsma op pakes cello tijdens het concert op 14 november 2010 in de Grote Kerk te Harlingen http://www.youtube.com/watch?v=6euUamego04

Laatste wijziging: 12/01/2010 22:32u


De laatste mode in Gemeentemuseum het Hannemahuis, Harlingen
door Jeanine Otten (25 juli 2010)

Voor kostuumliefhebbers valt er in het Gemeentemuseum Hannemahuis in Harlingen heel wat te ontdekken. Zo hangen er diverse schilderijen van de 17de tot en met de 19de eeuw waarop modieus geklede dames en heren te zien zijn. Op sommige is de van 1780 tot 1795 in Friesland zo populaire ‘Duitse muts’ te zien, een luifelmuts, voorzien van een brede strook gekloste kant, met een met de omvang van een kleine theetafel. Het is nauwelijks voor te stellen hoe rijke Harlinger koopmansvrouwen en Friese boerinnen daarmee over de altijd winderige havenkades en straten van Harlingen wandelden.

Verborgen boodschappen
Een intrigerend portret is dat van Hiltje Schaaff (1766-1790), in 1785 geschilderd door Vincenzo la Barbiera. Tegen een donkere achtergrond steekt haar bijna witte kleding, versierd met twee blauwe strikken, goed af. Haar sierraden zijn voorzien van portretmedaillons (vermoedelijk portretten van haar ouders). Hiltje is bezig met een knoopwerkje van oranje en wit garen. Gezien het tijdstip van ontstaan van het schilderij (de roerige tijd van patriotten en prinsgezinden) en de positie van de familie Schaaff in Harlingen, hebben de in het oog vallende kleuren oranje, wit en blauw misschien een verborgen boodschap (oranje-blanje-bleu zijn de kleuren van de Prinsenvlag van de orangisten, omstreeks 1785 aanhangers van stadhouder Willem V, terwijl rood-wit-blauw de kleuren van de patriotten zijn).

Hiltje Schaaf (1766-1790) in modieuze kleding, bezig met een filet-knoopwerkje, in 1785 geschilderd door Vincenzo la Barbiera, collectie Gemeentemuseum het Hannemahuis, Harlingen.

Uit 1797 dateert een niet gesigneerde familieportret van meester scheepstimmerman Harm Clasens Mulder (1746-1813) met zijn echtgenote Heike Harms Kok (1756-1829) en hun kinderen. Harm Mulder staat achter een tafel met timmergereedschap. Zijn vrouw en hun oudste dochter dragen beiden een grote Duitse muts. Een jongere dochter in eenvoudiger dracht heeft een breikous in handen. Het jongste dochtertje staat aan moeders knie. De grote witte doek over Heikes schoot zou verwijzen naar een zwangerschap. Op de voorgrond zit het zoontje op de grond met in zijn hoed een nestje met eieren. Harm Mulder was patriot en allerlei patriottensymboliek is dan ook in het schilderij terug te vinden, zoals bijvoorbeeld de keeshond. Op de achtergrond is een schoorsteenstuk waarop mensen knielen voor een ander patriottensymbool: een beeld van de vrijheidsmaagd die een hoed op de punt van een speer draagt.

Harm Clasens Mulder en zijn gezin, door een onbekende schilder 1797, collectie Gemeentemuseum het Hannemahuis, Harlingen.

Veelzijdige collectie
Het Hannemahuis verzamelt voorwerpen die te maken hebben met de geschiedenis van Harlingen. De collectie is daardoor veelzijdig: in het voormalige woonhuis van de familie Hannema zijn producten te zien van Harlinger zilversmeden, pottenbakkers en beeldende kunstenaars die in Harlingen werkzaam zijn geweest. Hoe welgestelde Harlingers gekleed gingen, is op diverse portretten en stadsgezichten te zien. Maar ook van de gewone man en vrouw en de jongens en meisjes die in de Harlinger tegel- en aardewerkfabrieken rond 1900 werkten, zijn afbeeldingen aanwezig.

In 2008 onderging het Hannemahuis een uitgebreide renovatie en uitbreiding. Toegevoegd werden een nieuwe expositieruimte voor wisselende tentoonstellingen, een archiefbewaarplaats en leeszaal voor het Gemeentearchief, een goed geoutilleerde gehoorzaal voor 80 personen, een foto- en filmstudio, een nieuw schilderijendepot en opslag- en vergaderruimtes. De fundamenten van de in de 19de-eeuw gesloopte jeneverstokerij werden geconserveerd en maken nu deel uit van een nieuwe presentatie. Nieuw zijn twee tijdreizen die men kan maken: de kunsthandel uit 1800 en de jeneverstokerij uit 1760. In de Zilverzaal is Harlinger zilver uit de 17de en 18de eeuw bijeengebracht. De Vestdijkkamer is gewijd aan de in 1898 in Harlingen geboren schrijver Simon Vestdijk.

Topstukkenzaal
Op de Topstukkenzaal is onder andere het kapitale schilderij ‘Granida en Daifilo’ uit omstreeks 1640 door de in Harlingen geboren Jacob Adriaensz Backer te bewonderen. Afgebeeld is het moment dat herder Daifilo, tot over zijn oren verliefd, de zeer rijk geklede, op de jacht verdwaalde Perzische prinses Granida een schelp met water aanbiedt. Op de achtergrond kijkt het herderinnetje Dorilea, haar kleding na de vrijpartij met Daifilo nog in wanorde, verbouwereerd toe. Het mythologische herdersverhaal van Daifilo en Granida bezat in de 17de-eeuw Europese populariteit en inspireerde ook P.C. Hooft tot zijn toneelspel ‘Granida’.

Scheepvaartzaal
Op de Scheepvaartzaal zijn scheepsmodellen en –afbeeldingen te zien. Van de walvisvaart op Groenland en een dramatisch verlopen reis in 1826 van de walvisvaarder ‘Harlingen’ onder bevel van commandeur Klaas Hoekstra heeft het Hannemahuis een uitgebreide documentatie, compleet met scheepsjournaal, afscheidsbrief en de muts die Hoekstra tijdens de barre overwintering op Groenland droeg.

Tegelzaal
De Tegelzaal is gewijd aan de Harlinger aardewerk- en tegelproductie. Tussen 1598 en 1933 kende Harlingen een bloeiende aardewerkindustrie. Het Hannemahuis toont dit verleden aan de hand van aardewerk en een zeldzaam modellenboek dat men digitaal kan doorbladeren, met ‘sponsen’, met oude foto’s en met tegels en tegeltableaux.

Het Hannemahuis, Voorstraat 56, 8861 BM Harlingen, is geopend dinsdag t/m vrijdag 11:00-17:00 uur, zaterdag en zondag 13:30-17:00 uur. Toegang: 3,50 euro, tot 16 jaar 1,50 euro. Museumkaart, Vereniging Rembrandt, Vrienden Hannemahuis, ICOM gratis toegang. Voor meer informatie: www.hannemahuis.nl.

*Jeanine Otten is sinds september 2008 in het Hannemahuis werkzaam als museumcollectieregistrator en beheerder van het Gemeentearchief.

Modieus flaneren langs de woelige Buitenhaven van Harlingen. Hij draagt een blauwe ‘Japonse rock’, op zijn hoofd heeft hij een pruik en een driekante steek. Zij heeft op haar hoofd een strooien zonnehoed op haar Duitse muts, ze draagt een lichtkleurig jak met schouderdoek en een donkere rok, aan haar benen witte zijden kousen. Detail van een schilderij door Nicolaas Baur ca 1785, olieverf op doek, collectie Gemeentemuseum het Hannemahuis, Harlingen.

Laatste wijziging: 26/10/2010